-
1 opmaken
1 [opgebruiken] finish (up), use up2 [in orde brengen] do/make/get up3 [make-up aanbrengen op] make up5 [samenstellen] draw up7 [concluderen] gather♦voorbeelden:alles opmaken • finish the lot/everything5 de balans opmaken • weigh the pros and cons, take stockaldus opgemaakt en getekend • drawn up and signed6 pagina's opmaken • lay out/make up pages7 moet ik daaruit opmaken dat … • do I gather/conclude from it that …ik kan er niets uit opmaken • I can't make anything of thisik had uit haar woorden opgemaakt dat … • her words had led me to believe that …dat is niet duidelijk op te maken uit wat hier staat • it isn't clear/can't be readily deduced from what it says hereII 〈wederkerend werkwoord; zich opmaken〉1 [zich gereedmaken] prepare, get ready♦voorbeelden:zich opmaken voor de strijd • prepare for battle -
2 uitmaken
6 [blussen] put out♦voorbeelden:een belangrijk deel van de kosten uitmaken • form/represent a large part of the cost3 het maakt mij niet(s) uit • it is all the same to me, I don't carewat maakt dat uit? • what does that matter?, what difference does it make?weinig uitmaken • make little differencedat maakt hij toch niet uit • that's not for him to decideik kan niet uitmaken wat daar staat • I cannot make out what it saysdat maak ik zelf nog uit • I'll be the judge of thatdat moeten ze onder elkaar maar uitmaken • they'll have to sort that out among themselvesiemand uitmaken voor al wat lelijk is • call someone all the names under the sun -
3 uitschrijven
1 [op schrift uitwerken] write/copy out2 [uitvaardigen] call 〈 vergadering, verkiezing〉; issue, float 〈 lening〉; hold, organize 〈 wedstrijd〉♦voorbeelden:iemand als lid uitschrijven • strike someone's name off the membership listrekeningen uitschrijven • make out accounts -
4 naam
♦voorbeelden:een man van naam • a man of repute/standingiemand met naam en toenaam noemen • mention someone by (his full) namede eigen naam • one's maiden namehet kan nadelig zijn voor zijn goede naam • it may harm his reputationeen goede/slechte naam hebben • have a good/bad reputation/namedaardoor heeft het beroep een slechte naam gekregen • this has given the profession a bad namezijn naam eer aandoen • live up to one's reputation/namede rol waarmee hij naam heeft gemaakt • the role that made his namedat mag geen naam hebben • that's not worth mentioningde naam hebben (van) rijk te zijn • be said to be richlaat mijn naam erbuiten • leave my name out of thiszijn hond luistert naar de naam Mao • his dog answers to (the name of) Maonaam maken • make a name for oneself (with/as)een collega wiens naam ik niet zal noemen • a colleague who shall remain namelesszijn naam ophouden • live up to one's name/reputationzijn naam ergens onder zetten • sign one's name to somethingde dingen bij de naam noemen • call a spade a spadehij is in naam eigenaar • he is nominally the owner/the owner in name (only)vrij op naam • no legal charges, no law costseen cheque uitschrijven op naam van • make out a cheque tozij heeft vier boeken op haar naam staan • she has four books to her namehet huis staat op zijn naam • the house is in his namete naam stellen van • put in the name often name van, op naam van • in the name ofuit mijn naam • from me, on my behalfiemand van naam kennen • know someone by namewat was uw naam ook weer? • what did you say your name was?de grote namen in het peloton • the big names among the packin naam der wet • in the name of the lawmet name • particularly, in particular -
5 wegkomen
1 get away♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 goed wegkomen • 〈 met voordeel van iets afkomen〉 make out/do well; 〈 geen schade oplopen〉 come away unscathed〈 sport〉 de meeste favorieten zijn goed weggekomen bij de start • the favourites got (off to) a good start〈 figuurlijk〉 slecht/goed wegkomen (bij iets) • come off badly/well (with something)maak dat je wegkomt! • get out (of here)!; 〈 informeel〉 beat it!, scram!ik maakte dat ik wegkwam • I got out of there -
6 opmaken
v. dress, make up, make out, garnish, edit, execute, set, conclude, formalize, waste, depauperate, impose -
7 sterk
4 [omvangrijk, veelvuldig; talrijk] strong5 [bekwaam] strong6 [kras] thick, Aexaggerated7 [met betrekking tot reuk/smaak/geluiden] strong8 [met vaste waarde] strong♦voorbeelden:een sterke motor/zender • a high-powered engine/transmittersterke thee • strong teaiets sterks drinken • drink something strongsterker worden • gain strengthsterk zijn in zijn armen • have strong arms〈 spreekwoord〉 wie niet sterk is, moet slim zijn • if the lion's skin cannot, the fox's shallsterke lijm • strong glueik vind het geen sterk verhaal • I don't think much of the storyeen sterke wind • a strong wind4 het leger is 30.000 man sterk • the army is 30,000 strongeen sterke speler • a strong playersterk in aardrijkskunde • good at geographydat lijkt me sterk • I doubt itsterker nog • indeed, more than thatII 〈 bijwoord〉2 [op goede wijze] well♦voorbeelden:een sterk vergrote foto • a much enlarged photographzich sterk tot iemand aangetrokken voelen • feel a strong attraction towards someoneer sterk over denken om te gaan verhuizen • seriously consider movingsterk gekleurd • highly colouredsterk gekruid • highly seasonediets sterk overdrijven • greatly exaggerate somethingsterk ruiken • smell stronglysterk toenemen • increase sharplysterk twijfelen aan • doubt something very muchsterk uiteenlopen/verschillen • diverge/differ greatlysterk verbeterd • much improvediets sterk verbeteren • make great improvement in somethingsterk redeneren • reason wellik zal het je nog sterker vertellen • I'll tell you one to top that -
8 onderscheiden
adj. distinct, several, discriminative, discriminatory, diverse, divers, manifold--------v. distinguish, discriminate, discern, difference, differentiate, make out, mark out, mark off, mark, tell apart, know, tell -
9 uitschrijven
v. write out, write, make out, convoke, launch, organize, float -
10 argument
1 [ook wiskunde] argument♦voorbeelden:er zijn daarvoor goede argumenten aan te voeren • there's a lot to be said for thateen steekhoudend argument • a watertight argumentargumenten aanvoeren voor/tegen iets • make (out) a case for/against somethingdat argument gaat niet op • that argument won't stand upeen argument dat zowel voor als tegen kan worden gebruikt • a double-edged argumentvoor iemands argumenten zwichten • be convinced by someone's argumentsargumenten voor en tegen • pros and consdat is geen argument • that's no reasonzijn argumenten kracht bijzetten • reinforce one's argument -
11 argumenten aanvoeren voor/tegen iets
argumenten aanvoeren voor/tegen ietsmake (out) a case for/against somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > argumenten aanvoeren voor/tegen iets
-
12 een cheque uitschrijven op naam van
een cheque uitschrijven op naam vanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een cheque uitschrijven op naam van
-
13 een promesse afgeven
een promesse afgevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een promesse afgeven
-
14 geroezemoes
♦voorbeelden:geroezemoes in de klas • the hum of voices in the classroommet al dat geroezemoes kan ik jullie niet verstaan • I can't make out what you're saying over all the din -
15 goed wegkomen
goed wegkomen -
16 ik kan niet uitmaken wat daar staat
ik kan niet uitmaken wat daar staatVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik kan niet uitmaken wat daar staat
-
17 met al dat geroezemoes kan ik jullie niet verstaan
met al dat geroezemoes kan ik jullie niet verstaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met al dat geroezemoes kan ik jullie niet verstaan
-
18 ontcijferen
♦voorbeelden:2 een code ontcijferen • decipher/break a code -
19 promesse
♦voorbeelden: -
20 rekeningen uitschrijven
rekeningen uitschrijvenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > rekeningen uitschrijven
См. также в других словарях:
make out — [v1] see, recognize detect, discern, discover, distinguish, espy, notice, observe, perceive, remark; concept 626 Ant. fail make out [v2] understand accept, catch, collect, compass, comprehend, conclude, decipher, deduce, deduct, derive, dig,… … New thesaurus
make out — (v.) c.1600, get along, from MAKE (Cf. make) (v.) + OUT (Cf. out). Sense of understand is from 1640s; sexual sense first recorded 1939 … Etymology dictionary
make out — ► make out 1) manage with difficulty to see, hear, or understand. 2) represent as or pretend. 3) draw up (a list or document). 4) informal make progress; fare. Main Entry: ↑make … English terms dictionary
make out — index detect, discern (detect with the senses), hear (perceive by ear), note (notice), perceive, pierce (discern) … Law dictionary
make out — 1) PHRASAL VERB If you make something out, you manage with difficulty to see or hear it. [V P n (not pron)] I could just make out a tall, pale, shadowy figure tramping through the undergrowth... [V n P] She thought she heard a name. She couldn t… … English dictionary
make out — verb 1. detect with the senses (Freq. 8) The fleeing convicts were picked out of the darkness by the watchful prison guards I can t make out the faces in this photograph • Syn: ↑spot, ↑recognize, ↑recognise, ↑distinguish, ↑ … Useful english dictionary
make out — phrasal verb Word forms make out : present tense I/you/we/they make out he/she/it makes out present participle making out past tense made out past participle made out 1) a) [transitive] to see, hear, or understand someone or something with… … English dictionary
make out — {v.} 1. To write the facts asked for (as in an application blank or a report form); fill out. * /The teacher made out the report cards and gave them to the students to take home./ * /Mrs. Smith gave the clerk in the store some money and the clerk … Dictionary of American idioms
make out — {v.} 1. To write the facts asked for (as in an application blank or a report form); fill out. * /The teacher made out the report cards and gave them to the students to take home./ * /Mrs. Smith gave the clerk in the store some money and the clerk … Dictionary of American idioms
make\ out — v 1. To write the facts asked for (as in an application blank or a report form); fill out. The teacher made out the report cards and gave them to the students to take home. Mrs. Smith gave the clerk in the store some money and the clerk made out… … Словарь американских идиом
make out — 1) do, progress How did you make out at your job interview yesterday? 2) understand, interpret I can never make out what he wants to say when he phones me. 3) distinguish, identify The ship captain couldn t make out the other boat because of the… … Idioms and examples